Boeddhistische mandarijnen

In zijn verscheidene vormen is het Boeddhisme in Europa neergestreken vanuit verschillende delen in Azië, maar het is welbekend dat het zenboeddhisme uit Japan stamt en in Japan is de culturele ondergrond, waar de sociale normen en structuren uit voortvloeien, hoofdzakelijk confucianistisch.
In Japan begeleiden hiërarchieën, lagen en rituelen, ontwikkeld in de loop der eeuwen – vooral aan het Chinese keizerlijke hof binnen de zogenoemde mandarijnkaste – zen zoals de schaal het ei omhult.
Hoe dan ook, in een confucianistische cultuur kan er behoefte zijn om ieders rang vast te stellen, omdat de plaats van iedere speler in het drama dat op het toneel van het leven wordt uitgevoerd, bijdraagt aan het bepalen van zijn gedrag. In het boeddhisme daarentegen – in het bijzonder in het zenboeddhisme – heeft het plaatsen van mensen in vakjes, de een boven de ander, geen enkele religieuze betekenis.
In China, Japan, Korea en Vietnam is de confucianistische culturele code zowel zeer oud als diepgeworteld. Het is in feite een vereiste voor iedere activiteit – zij het religieus of niet. Bijvoorbeeld, al in 781 lezen we op de Xi’ an gravure, de oudste geschreven getuigenis van het Chinese christelijke geloof,: “De eerwaarde Yusi, aan wie de titel van grote beschikker is verleend, grootofficier van de stralende voorspoed met gouden zegel en paars koord, ondercommandant van de noordelijke divisies en inspecteur bij de onderzoekskamer, werd vereerd met de paarse (1) kaṣāya (2).
[ “Grote beschikker, enz., inspecteur bij het onderzoekscentrum” was een van de hoogste rangen ten tijde van de Tangdynastie ( 618- 907 ). Het was een van de rangen van de burgerlijke en onafhankelijke mandarijnkaste, met andere woorden, van de mandarijnse hiërarchie, die niet gericht was op specifieke administratieve functies. De praktijk waarbij de keizer de paarse kaṣāya toekende aan boeddhistische monniken, is naar verluid minstens aan het eind van de zevende eeuw begonnen en kort daarna ook uitgebreid naar christelijke en manichese monniken]>> (3)
De leken en religieuze hiërarchieën van het hedendaags Japan, alle rangen van de verscheidene kyōshi (4), de kleuren van de okesa en de koromo (5), de titels waar de Japanse monniken trots op zijn, maken deel uit van dat schema, het schema waarbinnen iedereen zijn plek vindt: de confucianistische sociale cultuur. Zij verzorgen het raamwerk voor de rollenspellen, ontworpen door de Chinezen om aan alle mensen een plaats toe te wijzen en de verhoudingen onderling vast te stellen. Zij hebben niets met godsdienstigheid te maken. Het is evenwel zo dat zelfs ten tijde van Bodhidharma, de keizer het paarse koord en de okesa toekende aan zowel boeddhisten, christenen en manicheeërs, met het vooruitzicht op het verhogen van hun status middels dezelfde kleuren, die ook bij de mandarijnen in gebruik waren.
Degenen die roepen om titels, rangschikking, rituelen en beloningen, degenen die het bevorderen – misschien uit de overtuiging dat het voorbereidingen zijn of zelfs onontbeerlijk voor het pad van zen – degenen die denken dat zen een strakke vorm moet aannemen, bieden slechts een lege huls in plaats van het leven dat ontspruit, steeds nieuw, nu, hier in Europa. Zen heeft geen bijzondere vorm nodig. Degenen die in dit soort dingen is geïnteresseerd, zijn niet op zoek naar het boeddhisme noch naar zen. Ze zijn daarentegen geïnteresseerd in de rollenspellen, waaraan zij hun identiteit ontlenen, in de rangen die het hun mogelijk maken autoriteit uit te oefenen.
Waar ligt de betekenis in het dragen van de koromo of de kimono (6)? Waar staat geschreven dat men in het boeddhisme een culturele vorm moet naspelen en in een bepaalde taal moet spreken?
Waarom leven Italianen, Fransen, Duitsers…, die zichzelf boeddhisten noemen, in ruimtes die in Japanse stijl zijn ingericht, kleden ze zich zoals de Chinezen deden, terwijl ze een vliegenmepper (7) van paardenhaar in hun hand klemmen als ware het een heilig ding? Op zoek gaan naar rollen, titels, rituelen en tooien, is een zware belemmering bij de beoefening van zazen. Om het pad van zen te betreden, het beoefenen in kalmte en ingetogenheid, heb je alleen maar een kussen nodig, de wil om het te doen en een paar goede vrienden. Als iemand het aandurft zich als Boeddha te verkleden en zijn kleding draagt in de veronderstelling dat dit in harmonie is met zijn beleving, dan zal hij deze zelf breien (8), precies zoals de Boeddha dat deed, zonder vertoon, met moeite en geduld. Geen inwijding is geldiger en doeltreffender, geen titel hoger dan geen titel.

Voetnoten:
1)In China was slechts aan de ambtenaren van de hoogste rangen, de mandarijnen, toegestaan paarsgetinte kleding te dragen.
2)Dit is de naam in het Sanskriet voor het kleed dat Boeddha voor zichzelf breide van restjes doodskleden. Dit woord werd in het Chinese beeldschrift omgezet in twee karakters (袈裟 ) die de klanken van het woord in het Sanskriet nabootsen. Nu worden deze tekens in het Chinees gelezen als jia sha en in het Japans als kesa. Kesa wordt op zijn beurt okesa door de toevoeging van het eervolle voorvoegsel o. Kaṣāya betekent letterlijk “oker” “oranje”: in de oude gemeenschappen werden alle kledingstukken in dezelfde kleur geverfd, ter wille van de spaarzaamheid en de eenvormigheid. De kleur was inderdaad kaṣāya, een bepaald type gekleurde klei.
3)Cfr. Matteo Nicolini-Zani, La via radiosa per l’oriente, Qiqajon, Magnano Bl 2006, 205. De vierkante haakjes zijn gebruikt in de voetnoot van deze tekst. De “monnik Yisi” is de <> (ibidem 101). Yisi was een van de eerste christelijke missionarissen in China.
4) 教師, lees kyoshi in het Japans en jiao shi in het Chinees, betekent “leraar”. Het wordt gebruikt als een achtervoegsel voor zo’n twintig rangen van de Japanse geestelijken, afkomstig uit de “mandarijn”cultuur. Deze zijn nu overgenomen door Europeanen die het zenboeddhisme beoefenen, in het bijzonder in de Sōtō-school.
5)Lang Chinees gewaad ( cfr http://www.zabuzabu.net/gfx_content/koromo.jpg ) met een wijde, geplooide rok en zeer ruime mouwen. Dit wordt gebruikt door Japanse boeddhisten en hun westerse naäpers. Het ideogram 衣 ( lees koromo in het Japans en yi in het Chinees) betekent “jurk” in de betekenis van “kledingstuk” en van “gekleed”.
6)Japanse aanpassing van Chinese kleding, die gewoonlijk door vrouwen werd gedragen en nu door vele Europese boeddhisten gebruikt wordt onder de koromo.
7)Hossu, 払子 in het Japans, (cfr http://en.wikipedia.org/wiki/Hossu), een vliegenmepper die in het oude China gebruikt werd en nu door Japanse boeddhisten wordt ingezet bij zekere ceremonies.
8)Hier, http://u.nu/885×4, kun je gedetailleerde instructies vinden in het Engels, hoe je een okesa kunt breien en hier, http://u.nu/695×4, een orakusu, de kleine okesa, en hier daarentegen, http://u.nu/3a5x4 en hier, http://u.nu/7a5x4, vind je, in het Italiaans, hoe je een kussen maakt (zafu). En hier, http://u.nu/4b5x4, vind je verschillende videoclips in het Engels, die laten zien hoe je een orakusu breit.

Se volete, lasciate un commento.

You must be logged in to post a comment.

Archivi