Sex, zen en paideia (1)

Zowel in de Verenigde Staten als in Europa is het met een zekere regelmaat voorgekomen, misschien meer in het verleden dan in het heden, dat enkele religieuze leiders sexuele betrekkingen hebben gehad met hun, door hen en door zichzelf zo genoemde, mannelijke en vrouwelijke, discipelen. Ik denk niet dat het nodig is om lang stil te staan bij hoe schadelijk het is dat wie zich in een positie van leiderschap bevindt, op enigerlei wijze profiteert van deze status door met iemand het bed in te duiken en/of toestaat dat iemand bij hem in bed kruipt. In plaats daarvan denk ik dat het nu belangrijker is om te preciseren hoe het (bijna) evenzeer negatief werkt als er zich relaties ontwikkelen op sexuele basis, met of zonder sentimentele implicaties, tussen de leden van een groep die samenkomt met het doel zazen te beoefenen. Niet om de sexuele activiteit op zich en voor zich, die niets negatiefs – tussen volwassenen met wederzijdse toestemming- bij zich draagt, ik neem zelfs aan dat er veel positieve kanten aan zitten.
Het is zo dat de banden tussen personen die samen zazen beoefenen, aan de basis de samenwerking hebben (zouden moeten hebben) opdat de eigen beoefening van zazen (en die van anderen) zich kan ontplooien op de meest serene, blijvende en diep mogelijke manier. Daar, waar daarentegen zulke verhoudingen zich naar een ander niveau verplaatsen, en dit omvat ook het niveau van de vriendschap in de algemene betekenis, verandert de aard van deze basis, verzwakt en valt uiteen.
De motieven om elkaar te ontmoeten en samen te zijn, worden anders, afwijkend van de eenvoudige voorbereiding op de zazen. De ervaring en de statistieken vertellen dat deze verhoudingen op den duur, in de overgrote meerderheid van de gevallen, leidt tot zware crises binnen de groep van gelijken (gelijk is men dan namelijk niet meer) en vaak tot opheffing van de groep. Bovendien hebben zulke verhoudingen maar zeer zelden een toekomst.
Het soort betrekking dat men aangaat (dat men zou moeten aangaan) met wie met ons in zazen zit, heeft niets te maken met enige activiteit of de gebruikelijke betrokkenheid tussen personen. Het heeft er niets mee te maken dat deze mensen ons aantrekken, ons bekoren, onze sympathie opwekken en ons aan hen verwant laten voelen of integendeel niets aantrekkelijks of positiefs hebben (voor ons) in hun uiterlijk, hun karakter of hun intelligentie. In zekere zin zijn wij voor hen en zij voor ons geen personen, men kan zeggen dat ze iets meer zijn en in ieder geval iets anders.
Dit soort relatie behoort zorgvuldig beschermd te worden.
Het andere onderwerp betreft de sesshin. Het is een Japanse term (摂心, lett.: besturen, zorgdragen voor het hart. Ik denk dat het de Griekse uidrukking paideia dicht benadert) die een periode van een of meer dagen aanduidt, die uitsluitend aan oefening gewijd wordt. Gewoonlijk wordt het grootste gedeelte van de tijd in een sesshin aan de zazen besteed, ook als verscheidene groepen de zazen aanvullen met andere activiteiten. Sinds vele jaren is het gebruikelijk dat zulke bijeenkomsten plaatsvinden in het bijzijn van een personage, een monnik of in ieder geval een religieus leider die meestal van ver komt, speciaal daarvoor, die de sesshin “houdt” of “leidt”. Daardoor is het bijna een automatisme geworden om te denken dat een sesshin de aanwezigheid van een soort van autoriteit nodig heeft, die een correcte afwikkeling garandeert. Dat is een misvatting: wie dan ook kan een sesshin organiseren, ook in z’n eentje, ook bij hem of haar thuis: om een meer of minder lange tijd aan de zazen te besteden, heb je de aanwezigheid van niemand in het bijzonder nodig.
Liever, als we een rol willen toekennen aan een persoon in het bijzonder, kunnen we daarvoor de taak van ondersteuning wegleggen of, in diepere betekenis, die van getuige. De sesshin “doen”, veronderstelt een sterke vastberadenheid, zowel voor de simpele bijeenkomsten van een halve dag lang als voor die van meerdere dagen lang. Het zich bewust zijn van de inspanning, de praktische en persoonlijke complicaties die samengaan met de organisatie van een sesshin, kort of lang, leidt er vaak toe dat deze vorm van praktiseren opgegeven wordt. Daar zit niets slechts in, de “uitvinding” van de sesshin is tamelijk recent, is zo’n honderd jaar, het zijn geen onontbeerlijke elementen in het traject van zen. De dagelijkse praktijk heeft meer belang en, om zo te zeggen, meer duurzame en diepere effecten in ons leven. De sesshin is vaak een geïsoleerde gelegenheid, uit balans door zowel de moeite die het kost als door de tegenstrijdigheid ervan met het soort leven dat we leiden, en loopt het risico om -een beetje- op de zondagse mis te gaan lijken: voor de rest van de week zijn we “in orde”…
Niettemin, als we er in slagen een leven te organiseren waarin de zazen wordt beschermd, in continuïteit, als het belangrijkste moment, de belangrijkste tijd van de dag: waarvoor we bereid zijn alle andere afspraken af te zeggen en niet andersom, dan is het volledig verdiept zijn in een langere periode van zazen een soort “negatieve” ervaring van het bestaan van de wereld, zo sterk dat er een meer solide zazen uit voort kan komen of, vooral, kan duidelijk maken hoeveel we er in werkelijkheid voor over hebben om ons op de zazen toe te leggen. Mits het geen gril is, zoals gezegd, geïsoleerd, vreemd, een soort van ritueel om af en toe uit te voeren.
Om de juiste omstandigheden te creëren, kan de aanwezigheid van een expert in de zazen en de sesshin van nut zijn om ons te ondersteunen en aan te moedigen. Alleen daarvoor, niet om iets te leiden of te houden dat de uiterste uiting van vrijheid is waar een mens naar kan streven. In elk geval gaat het hier om een dienst, een geschenk zonder inhoud dat slechts bestaat zolang diegene aanwezig is.

Luglio 2010
M. Yushin Marassi

(1) http://en.wikipedia.org/wiki/Paideia

Se volete, lasciate un commento.

You must be logged in to post a comment.

Archivi